Onze redactie ziet dagelijks duizenden beelden voorbijkomen. In de beeldcolumn lichten we daarom onze favoriete foto uit. Deze keer een beeld van Caspar Claasen.
Ik herinner me een essay uit 1989 waarin de Canadees Jeff Wall de kameleontische gedaante van zijn geliefde medium fotografie beschrijft. In eerste instantie benadrukt Wall de complimenterende kwaliteiten van de chemische vloeistoffen en de 'harde' technologie die samen de analoge fotografie zo voortvarend op weg hebben geholpen. Maar je zou het ook metaforisch kunnen beschouwen: een foto, ook in ons digitale tijdperk, reist voortdurend van het ene stadium naar het andere. Vluchtig licht wordt gevangen en gestold, om vervolgens weer ergens anders te verschijnen en een subjectieve relatie aan te gaan met een volgende locatie.
Een foto is nooit helemaal in rust. Niet dat het, zoals de amorfe 'bad guy' in The Matrix films, voortdurend alle gewenste gedaanten kan aannemen, maar om nog even terug te komen op wat Jeff Wall er over heeft gezegd: fotografie zoals wij het sinds de tweede helft van de 19de eeuw begrijpen heeft altijd, mede met dank aan de fundamentele fenomenen van het fixeren en het reproduceren, te maken met de veranderende toestand waarin de betekenis ervan door de tijd reist. Van vast, naar vloeibaar naar...vluchtig.

© Caspar Claasen
Vluchtig, niet per se omdat we het kort na het zien alweer vergeten zijn, maar vooral omdat het in zich heeft om de abstractie van het rechtstreekse te 'vertalen' naar een geconcentreerd en gekaderd plaatje met een betekenis. Rusteloos ook, omdat het begrip van die vertaling in sterke mate afhankelijk is van de omgeving; van waar, wanneer en in welke context het wordt geplaatst. In die zin is elke foto vanaf het moment van vastlegging gedoemd tot een onzeker, nomadisch bestaan. En dat brengt me nu op het volgende:
Wie in deze foto van Caspar Claasen tot voor kort slechts de pure onschuld zag in een blond meisje dat met haar geliefde knuffel dromerig naar de open zee staart zou nu, mogelijkerwijs, in datzelfde beeld een schril contrast kunnen zien met het door diezelfde zee opgeslokte arme jongenslijfje van Aylan. Inderdaad, specifiek met 'Aylan' en niet met de anonieme veelheid van zijn leeftijdgenootjes voor wie de afgelopen maanden een zelfde lot beschoren lag. Want daar zijn geen beelden van, zeker niet met hetzelfde iconische potentieel.
Het typische aan een icoon is dat je het slechts hoeft te beschrijven om het weer voor de geest te halen. Kunnen we na 'Aylan' de foto van Claasen nog 'sec' bekijken of verbeelden we ons ondertussen ook het wrange contrast tussen dit meisje en het jongetje dat levenloos op het strand van een van onze favoriete Griekse vakantiebestemmingen werd aangetroffen? Op zijn buik lag hij, hoofd in het zand gedrukt, zodat we gevrijwaard blijven om hem rechtstreeks in het gezichtje te moeten aankijken en 'Aylan' zo nog voldoende anonimiteit behoud om als symbool voor iets dat veel omvangrijker en onvatbaar is te kunnen dienen.
We kunnen zelfs een stapje verder gaan en bedenken dat het meisje op de foto, net zoals wij, óók aan de aangespoelde 'Aylan' moest denken op het moment dat ze daar stond. Doet het er dan eigenlijk nog toe dat Claasen de foto al veel eerder heeft genomen? Of met welk esthetisch idee in het hoofd hij besloot om nu juist dit beeld te vangen? Is het dan nog überhaupt van belang te weten wie de oorspronkelijke auteur is...?
Dat wat met de camera op een zeker ogenblik is gevangen wordt niet voor altijd en door iedereen op dezelfde manier begrepen. Dat wil zeggen, in elk beeld huist als het ware een reservoir van symboliek. Waar de fotograaf destijds wellicht een moderne strakheid was opgevallen tussen de kleurvlakken ziet een ander nu mogelijkerwijs een schril contrast tussen het onzekere blauw (de zee, de lucht) en het groen, geassocieerd met de veiligheid van het land van bestemming. Om maar wat te noemen waarmee de subjectiviteit van de aanschouwing kan worden benadrukt.
Fotografie is dan ook bij uitstek hėt medium om het mythische vorm te geven. De publieke opinie lijkt met 'Aylan' te kantelen, waarbij er een toenemende aandacht ontstaat voor mensen op de vlucht. De harde realiteit van jonge mannen, vrouwen en kinderen die met gevaar voor eigen leven het open water verkiezen boven het zich niet verroeren heeft nu radicaal ons netvlies bereikt. Ondertussen vragen we ons af: Welk beeld van Europa wordt hén voorgespiegeld, door sluwe en cynische mensensmokkelaars, dat ze de zekerheid van misère laten varen en kiezen voor de mogelijkheid van een verlossing? Komt dat plaatje in de buurt van iets wat we kennen uit de florissante vakantiefolders waarmee we zelf voortdurend worden geconfronteerd? Met het Paradijs, zorgvuldig gevrijwaard van de horror zoals die recentelijk nog slechts een beetje sijpelend maar inmiddels steeds onverbiddelijker door onze nieuwskanalen stroomt?
Stel je nu eens voor dat een Syrisch gezin met jonge kinderen onlangs deze bewuste foto onder ogen zou hebben gekregen. Keken ze dan uitsluitend mee over de schouder van dit gebloemde meisje in bolletjesmotief, aangetrokken door de kalmte van de zee? Of hadden ze dan ook oog gehad voor de prullenbak die, als ware het de kleine lettertjes in een contract dat ze door de smokkelaars wordt voorgeschoteld, de slechte voortekenen verbeeld? Zeer waarschijnlijk niet het laatste, want wie het icoon van de prullenbak vertaald in deze foto van Claasen, kijkt – zoals ik nu zelf – met voorkennis. Daarmee kan de zee ook niet langer gezien worden zoals door dit meisje, veilig vanachter een onbeslagen ruit, maar nog slechts van achter een bril met geslepen glazen die je voorlopig niet meer af kunt zetten.
Tekst door Erik Vroons